Feestgedruis
Elke hield niet van feesten. Ze waren haar meestal te druk. “Blijf dan alleen thuis.”, zei papa. Dat wilde Elke ook niet. Ze hield niet van mensenfeesten maar alleen thuis blijven omdat je niet van feesten hield, vond ze zo mogelijk nog erger. Elke hoorde altijd alle gesprekken van alle mensen op het feest maar zelf kon ze aan geen van al die gesprekken deelnemen. Ze wist niet was ze moest zeggen of vragen. “En Elke, alles goed?”, werd er dan gevraagd. “Ja”, zei Elke dan omdat ze geleerd had dat “Neen, ik voel me hier vreselijk.” Ook geen goed antwoord was. Dat ze had moeten vragen of alles dan ook goed was met de vraagsteller, kon ze achteraf wel bedenken maar zelden ook werkelijk vragen op het moment dat het er toe deed. Eerlijk gezegd interesseerde het haar geen moer, hoe één of ander ver familielid het stelde. Als er zich een probleem voordeed, wilde Elke wel bijspringen en hier en daar wat helpen maar aanhoren hoe Jeff of Jeanine het dagelijkse leven leefde, daar bedankte ze voor. Elke wist dat andere mensen graag in mekaars gezelfschap verkeerden maar begrijpen deed ze het niet. Twee, drie, vier, soms vijf mensen die ze graag had, dat was voor Elke de bovengrens aan mensenplezier. Eens ze meer mensen –hoe leuk ook- tegelijk moest aanschouwen, werd het haar te veel. Al die stemmen, gesprekken en emoties verzonken in een geweldige brij van indrukken waar Elke niets mee aan kon vangen. Ze verdronk er in. Meestal spartelde ze hopeloos tegen. Wild om zich heen slaand met ongepaste opmerkingen en irritante ironie. Van die hele indrukkenbrij werd Elke moe, heel erg moe. Ze werd zo moe dat ze elk gevoel voor oriëntatie verloor. Ze zwalpte nog dagen door haar hoofd, liep tegen deuren en reed verloren in haar eigen buurt. Gedachten leken eerst een ommetje te maken in haar hoofd voor ze opnieuw aan de oppervlakte verschenen. Ze was zo moe dat ze geen gezelschap aankon maar ook veel te moe om alleen te zijn en voor zichzelf te zorgen. Slapen hielp niet echt tegen de lamlendige vermoeidheid. Enkel proberen terug vallen in de dagelijkse routine kon soelaas bieden. Rustig alles op z’n tijd doen onder mensen waarvan ze redelijk goed wist hoe ze zouden reageren. Herstellen van de indrukkenbrij duurde helaas veel langer dan het vergaren ervan.